De experimenten met artisjokken zetten de Franse keuken weer in de spotlight. Tegelijk las ik het boekje “Het lekkerste dier” van Sylvia Witteman, dat als doel heeft een vegetarier te bekeren. Ze had een jubelend verhaal over orgaanvlees. Nu heb ik orgaanvlees lang laten staan, door slechte ervaringen en een instinctieve afkeer. Maar in combinatie met mijn Franse-keuken-revival kon ik een experiment om haar recept voor kippenleverpaté te maken niet voorbij laten gaan.
Een pond kipenlever gekocht en een pond goede boter.. wat salie.. foelie.. Maar al vanaf het eerste moment staarden de kippenlevers mij wat onaangenaam glibberig aan. Ook de geur was niet prettig. Maar dapper doorgewerkt. Ui gefruit, levertjes erbij.. niet teveel ruiken.. Staafmixer erin.. boter erbij.. door een zeef gedrukt. En daar was een grijze massa die paté ging worden. Het smaakte en rook sterk naar gebakken kippenlevertjes. Niet aangenaam naar paté. Maar dat werd vast beter als het na een nacht opgestijfd was.
De volgende dag het grote proefmoment. De laag boter die de paté afdekt doorbroken.. en nog steeds was daar die zelfde geur en smaak. De textuur was perfect smeuig. De kleur was nog grijs. Maar ik vond het smerig. Toch nog een paar dagen langer in de koelkast laten staan om te rijpen. Het bleef smerig, maar de kleur was wel mooi roze geworden. Dus mocht je erg van kippenlevers houden, dan is een perfecte paté zo gemaakt. Ik moet nog opzoek naar lekker vlees.